Het autentische huisverhoor op Spåröhuvud in de jaren 1876 - 1886.
Personen bij het huisverhoor:
Dominee N.G. Strömbom
"Ik wil eerst heel kort vertellen hoe het ging toen Claes op jongere leeftijd in
Örslösa was om te monsteren voor de militaire dienstplicht.
De veldwachter die ter plaatse was, zei streng tegen Claes dat hij meteen weer
terug naar zijn eiland Spårön moest gaan, zo gauw hij klaar was in Örslösa en niet
mocht wachten op de jongens
van Kållandsö.
De veldwachter wilde vermijden dat er een vechtpartij zou ontstaan, maar Claes dacht er
het zijne over en toen de jongens van Kållandsö kwamen ontstond er natuurlijk een
vechtpartij. De veldwachter schreeuwde toen tegen Claes dat hij te kiezen had
tussen 30 rijksdaalders boete of 30 dagen op water en brood.
Claes antwoordde toen: "Tja, Uw zakken denk ik werkelijk niet te vullen, dan neem ik
liever een maand op water en brood!"
Geen een van ons leefde in het jaar 1876, maar wij kunnen ons heel goed indenken,
dat een huisverhoor bij het gezin van Claes Wedebrand niet zonder discussies
verliep.
Moeder Maja heeft het eten al klaar. Het wordt vissoep en eigengebakken brood.
Zoals we al eerder gelezen hebben, moest ze eten klaar maken voor vele personen.
Maja kijkt uit over het meer en zoekt haar man en drie van hun zoons.
Ze zouden wat eerder thuis komen vandaag, want allen moeten bij het huisverhoor
aanwezig zijn.
De jongste meisjes, Ada Elise en Elfrida Maria, komen thuis met ieder een volle
mand met wilde frambozen. Maja slaat haar handen in elkaar en prijst de meisjes:
"Oh, wat zal dat lekker smaken als nagerecht met wat verse melk er bij!" roept ze uit
en zegt de meisjes hun handen te wassen in de waskom, om schoon te zijn voor het
avondeten.
Maja ziet nu de twee kleine vissersboten met Claes en de jongens die naar de
aanlegsteiger roeien en het duurt niet lang voor dat zij de berghelling opkomen
met hun vangst. Ze gaan direct naar de ijshut om de vis daar koud te bewaren.
De netten en andere vissersgereedschappen zullen ze na het huisverhoor in orde maken.
De mannen doen hun laarzen uit in de voorstee en al gauw zit iedereen rond de tafel.
Maja deelt de soep uit en allen eten smakelijk. Eten maken en broodbakken, ja,
dat kan Maja.
"Hoe ging het met het vissen vandaag" vraagt zij. "Eh, een hoop katvissen, meest
vorentjes", zegt Viktor. Johan Alfred voegt er aan toe:" Ja, ook skethushela en baarsjes".
"Nou, nou", zegt Claes, er waren ook een paar zalmen, snoeken en gös. Één van jullie
moet die morgenvroeg naar de markt brengen". De jongens kijken elkaar aan.
Geen van hun wil vrijwillig de ruim 20 km lange weg naar Lidköping lopen, maar
één van hun moet het doen, dat weten ze. Viktor zit te denken over de weg naar de stad:
Eerst door het bos, dan met het bootje overroeien naar het vaste land en daarna de lange
weg naar Lidköping. Maar de terugweg ging altijd veel beter, met geld in plaats van de vis.
"De baarzen kunnen we morgen bij het avondmaal eten", zegt Maja. "Nee", zeurt
Karl-Oskar, "daar zit zo veel graatjes in". "Maar dat is ook eten", vermaand Claes
zijn zoon. "We kunnen dankbaar zijn dat we wat te eten hebben". Karl-Oskar kijkt
voor zich uit. Hij weet hoe het voelt om met honger naar bed te gaan en hij
kent verscheidene die dat vaker moeten doen. De soep is op en nu komt Maja met
de door de meisjes pas geplukte wilde frambozen en melk van de twee koeien die
zij hebben. Allemaal genieten ze er van, dat is duidelijk merkbaar.
Na de maaltijd gaan allen van tafel. De meisjes nemen de tafel af en Maja geeft
Augusta de etensresten mee, voor hun varken.
Ze roept haar achterna: "Vergeet niet om het kippenhok af te sluiten!
Gisteren kreeg de havik een kip te pakken en dat trekt Bruintje niet hoor!"
Spoedig is alles in orde voor het huisverhoor. Vanaf de dag dat zij te weten
waren gekomen, dat het verhoor nu zou plaatsvinden, hebben zij geprobeerd er
zich zo veel mogelijk op voor te bereiden, door de leeskundigen om beurten
vóór te laten lezen voor de anderen.
Weliswaar gold de schoolplicht in Zweden al vanaf 1842, maar die werd eerst
in de grote steden ingevoerd. Op het platte land,zoals op Kålland of
Kållandsö, duurde het zeker nog 20 jaar voordat iemand onderwijs kreeg.
Zodoende konden de jongeren nu in het gezin, de ouderen behulpzaam zijn.
De tijd voor het huisverhoor is aangekomen en allen nemen plaats rond
de eettafel. Elfrida komt het laatste binnen en Maja ziet direct dat zij geprobeerd
heeft haar krullen wat extra laag op haar voorhoofd te leggen om mooi te zijn.
Dat vind Maja verkeerd. Wat zal de dominee wel denken ... een dochter met chique manieren
in hun huis? "Elfrida", zegt Maja, "Ga vlug en maak je krullen wat platter.
Neem maar wat suikerwater." Haar dochter loopt tegenstrijdig weg en komt even later
terug met strakgetrokken vochtig haar. Zij gaat met haar handen op haar schoot
zitten en kijkt steels naar haar moeder. Nu wachten zij allen gespannen op de
nieuwe dominee: Hoe is hij en hoe zouden ze door hem beoordeeld worden?
Het gold niet alleen voor kennis over de Bijbel, het gold ook zoveel voor andere
dingen. De dominee had een grote macht en nu was hij op weg naar hun.
Er wordt op de deur geklopt! Ze zijn allen stil en luisteren wanneer Claes
de deur opend en zegt:
"Goedenavond dominee!" Men hoort :"Goedenavond Wedebrand, hoe maakt u het hier op
Spåröhuvud? U leeft werkelijk in een fantastische mooie natuur".
"Goed, dank U", zegt Claes, "Ja, het is hier mooi en wij maken het goed, maar
werken moeten we van s'-morgens vroeg tot s'-avonds laat. Er zijn vele magen te vullen
en soms wordt het wel eens wat te veel".
De dominee antwoordt deelnemend: "Ik zie het, ik zie het, ja hier wonen veel mensen
in uw huis en niet alleen u en uw gezin. Ik ben voor het eerst hier in deze buurt en ik
vind het heel prettig om met u allen kennis te maken."
"Ja, ja", antwoord Claes en wijst met een uitnodigend gebaar de dominee naar de
kamer, waar de anderen al zitten te wachten.
De dominee heeft de Bijbel, Catechismus, Psalmboek en zijn Huisverhoorboek meegenomen.
Hij zegt met een gezaghebbende stem:" Goedenavond alemaal. Mag ik mij even voorstellen?
Ik ben uw nieuwe dominee en mijn naam is Nils Gustaf Strömbom".
Hij schudt met iedereen de hand. De meisjes nijgen en de jongens buigen zich diep,
alle staan op behalve "Oude Per", van wie men alleen maar een zwak n'avond hoort.
Dominee Strömbom vraagt of de visvangst vandaag goed was . "Ja, tamelijk, we hoeven niet
te klagen", zegt Claes. Hij neemt de dominee even apart en vraagt of hij "een borrel"
wil hebben vóór het huisverhoor begint.
"Ja, graag", zegt Strömbom en legt zijn boeken vlug op tafel.
De dominee drinkt in enkele teugen zijn glas leeg en zet het lege glas, een
beetje opmanend, naast de fles.
Strömbom richt zich tegen Maja en vraagt : " Hoe is het, zijn jullie allemaal goed
gezond?" Maja antwoord, een beetje voorzichtig:" Nja, niet helemaal,
Claes en ik zijn nu eenmaal niet zo jong meer. We zijn daardoor een beetje uitgewerkt."
Claes vult het glas van de dominee en zijn eigen glas nog eens.
Hij plaatst de fles weer op tafel, maar deze keer iets te dicht bij oude Per,
die al begeerlijk naar de fles had zitten gluren, toen de beide mannen hun eerste glas
namen. Hij ziet zijn kans en grijpt de fles met beide handen en neemt een paar
flinke slokken voordat Claes de fles terugkrijgt. Claes zet de kurk op de fles
en zet de "kostbaarheid" weer terug in het mooi geschilderde hoekkastje en sluit
die af. Hij verbergt de sleutel en kijkt tegelijkertijd een beetje schuins
naar oude Per.
De dominee schraapt zijn keel en wil dat men naar hem luistert.
"Ik stel voor dat wij het huisverhoor beginnen met de pas geschreven psalm
"Wij prijsen God hemelshoog" te zingen.
Allemaal doen ze mee, geleid door de groffe stem van dominee Strömbom:
Hij pakt zijn catechismus van tafel en kijkt Claes aan:
"Zeg, Wedebrand: hoe is het eerste gebod?"
Claes antwoord met duidelijke stem:"Gij zult geen andere goden naast mij hebben".
De dominee kijkt goedkeurend naar Claes en knikt vriendelijk met zijn hoofd.
Hij vraagt daarna of Claes de verklaring van Luther hiervoor kan lezen.
"Wij zullen God vrezen en liefhebben over alles en heel ons geloof aan Hem
toevertrouwen", zegt Claes uit zijn geheugen. "Ja", zegt Strömbom,"zo is het,
maar kunt u wel lezen Wedebrand? U hebt toch niet op school gezeten?"
"Nee", antwoord Claes," Maja en ik kunnen niet lezen en schrijven, maar verscheidene
van onze kinderen kunnen dat wel".
De dominee tekent in zijn huisverhoorboek aan, dat Claes zijn vragen kan beantwoorden, dat hij
verstandig is,
maar dat hij niet in staat is om te lezen. Hij heeft zijn oordeel gegeven en dat
staat nu voor altijd in het huisverhoorboek.
"Ja, nu gaan wij over naar moeder Maja", zegt Strömbom, "wilt u het zevende gebod lezen?"
Hij doet een vragend gebaar met de hand. Maja leest uit het hoofd: " Gij zult niet stelen!"
" Goed, moeder Maja, kunt u doorgaan met de verklaring?"
"Wij zullen God vrezen en liefhebben, zodat wij niets van onze naasten zijn geld
of eigendommen met of zonder valse voorspiegelingen zullen nemen, daarentegen behulpzaam te
zijn om diens goederen en zaken te verbeteren en te beschermen", eindigd Maja.
"Heel goed", zegt de dominee, "moeder Maja kan uitstekend uit het hoofd leren.
Hij doet zijn aantekeningen: kan niet lezen, maar goed uit het hoofd leren en ze
begrijpt wat ze opleest.
"Kan Elfrida Maria lezen?"vraagt de dominee en kijkt haar aan. Zij knikt.
Strömbom vraagt haar nu het negende Gebod te lezen. Dat gaat zonder probleem:
"Gij zult geen begeer hebben naar uw broeders huis". "Goed, ga door met de verklaring",
moedigt de dominee haar aan. "Wij zullen God vrezen en liefhebben, zodat wij
niet met list onze broeders erfenis of huis proberen te verkrijgen
of onder het motto van wet en recht het ons toe eigenen: wij zullen daarentegen
hem behulpzaam zijn zodat hij het zijne mag behouden".
De leeskunde van het meisje imponeert de dominee, die licht de wenkbrauwen optrekt
en daarna haar "Uitmuntend" geeft in het huisverhoorboek.
Hij zegt daarna met duidelijke stem: "Nu wil ik graag Ada Elise horen lezen.
De schoolmeester heeft mij verteld dat je knap bent op school. Lees het tweede
Gebod!" Het meisje gaat rechtop zitten. De lange rode vlechten hangen over haar
schouders. Ze leest met duidelijke stem: "Gij zult niet Gods naam misbruiken;
want de Heer zal diegene die Zijn naam misbruikt, niet ongestraft laten gaan."
"Heel goed", zegt de dominee, "kan je ook de verklaring lezen?"
"Carl-Oskar", zegt de dominee, "Ik will dat jij het vijfde Gebod leest".
Carl-Oskar concentreert zich. Nu krijgt hij de mogelijkheid te laten zien dat
hij net zo goed kan lezen als zijn tweelingzusje Ada Elise.
Zij zijn beiden de jongsten en hebben daardoor meer onderwijs gekregen
vergeleken met hun oudere broers en zusters.
"Gij zult niet doden".
"Goed Carl-Oskar," zegt de dominee, "wil je ook de verklaring lezen?"
Carl-Oskar leest uit zijn catechismus: "Wij zullen God vrezen en liefhebben, zodat wij
onze broeders niet schaden te lijfs of zijn dood, maar hem helpen en bijstaan bij
alle gevaren en behoeften."
"Dat was heel goed", zegt Strömbom, "je leest net zo flink als je tweelingzuster
en krijgt hetzelfde cijfer als zij."
e
"Ja, nu wil ik Brita-Lisa vragen: Hoe luidt het zesde Gebod?"
Zij was zo bang geweest om juist deze vraag te krijgen, want ze had dat al eerder meegemaakt.
Ook de nieuwe dominee was dus al geïnformeerd betreffende haar "onechte"
dochter. Ze was verdrietig, maar tegelijkertijd voelde ze ook een boosheid opkomen.
Ze had tenslotte haar excuses in het openbaar aangeboden in de kerk, vol met mensen.
Zij herinnerde zich alle nieuwsgierige ogen. Sommige kerkgangers hadden haar minachtend
aangekeken, toen zij daar op haar knieën lag, gedurende
de hele godsdienst in het midden van de kerk. Nu zat zij hier en zou nog eens ter verantwoording geroepen
worden voor wat er gebeurd was.
Wanneer hij weer begint te spreken, kijkt hij naar oude Per. De dominee heeft
gehoord dat de oude man bijna doof is, maar ook hij moet verhoord en
beoordeeld worden. De dominee buigt zich naar hem toe en schreeuwt bijna:
"PER, HOOR JE ME?" "Wa?", krijgt hij als antwoord. De dominee probeert nog eens:
"HOE IS HET ACHTSTE GEBOD?" Per kijkt vragend naar Maria Charlotta die naast hem zit.
"Wat zegt ie?" vraagt de oude. Maria Charlotta houdt van de oude man en probeert
hem te helpen. Ze fluistert luid en met duidelijke mondgebaren: "GIJ ZULT NIET
LIEGEN EN VALS GETUIGEN!"
"Wat?- - - Nee?" vraagt Per. "Ja hoor", zegt het meisje:"GIJ ZULT NIET
LIEGEN EN VALS GETUIGEN!" Per kijkt twijfelend haar aan: "Staat het er werkelijk
zo??" "Ja, hoor!"zegt zij ijverig knikkend. De oude man beantwoordt nu de vraag
van de dominee, maar nog steeds in twijfel: "Gij zoekt niet liever veldmuizen!"
Hij richt zich nu naar Augusta Christina:"Wat betekent het vals getuigen?"
Haar lezen is tamelijk slecht, maar aan haar verstand mankeert niets. Zij antwoord
daarvoor met wat zij uit het hoofd heeft geleerd, om op die manier geen slechte beurt
te maken. "Wij zullen God vrezen en liefhebben, zodat wij niet onze broeder beliegen,
verraden, over roddelen of een slechte naam geven; daarentegen hem verontschuldigen,
goed over hem denken en spreken en alles naar het goede beschouwen".
"Goed!", is het oordeel van de dominee. Ze kan goed uit het hoofd leren en hij vindt
het echt jammer dat zij niet naar school heeft kunnen gaan. "Ja, vals getuigen is een
leugen en een goed christen zal zich daar niet mee bezig houden", rondt hij af.
"Wij gaan door met het huisverhoor", zegt de dominee, "Frans Viktor, kan jij het
vierde Gebod oplezen?" De jongen schraapt zijn keel en leest:" Gij zult uw vader en
moeder eren, zodat het u goed gaat en dat u lang hier op aarde mag leven."
"Mmm, ik merk dat verscheidene hier goed kunnen lezen!"
Frans Viktor ziet er blij en opgelucht uit. Hij krijgt ook het oordeel "Goed".
"Johan Alfred, wat is de verklaring hiervan ?" vraagt de dominee. Johan Alfred
leest langzaam en met nadruk: "Wij zullen God vrezen en liefhebben, zodat wij niet
onze ouders en bazen verachten of ergeren, maar hun eren, voor hun werken, hun
gehoorzamen en hun als voorbeeld hebben.
"Goedzo, mijn zoon", zegt de dominee tevreden. Johan Alfred staart hem aan en wijst
daarna naar Claes en zegt: "Is hij dan niet mijn vader?" Een paar beginnen te giegelen
en moeder Maja schuift onrustig op haar stoel. De dominee glimlacht en geeft
goedgezind antwoord: "Ik bedoel natuurlijk dat ik je geestelijke vader ben, aan
wie je toevertrouwen kunt geven, ook als je in moeilijkheden zit."
"Tja, dat redt Claes ook wel", zegt Johan Alfred, "maar er is iets wat
ik niet begrijp in deze verklaring. Waarom heeft Luther er bijgezet dat je je
bazen moet gehoorzamen? Het vierde Gebod van God gaat toch alleen maar over je vader en moeder?"
De dominee antwoord met een bazige stem: "Het is niet correct van jouw, Johan Alfred,
om over iets te twijfelen wat onze grote reformator, kerkelijke vader en dokter
Maarten Luther heeft geschreven. Men mag niets hiervan wegnemen", meestert hij.
Johan Alfred zwijgt, maar men ziet dat hij niet tevreden is.
"Wij hebben nog twee Geboden over", zegt de dominee en ik wil nu August Wilhem Hög
verhoren. Jouw bijnaam Hög heb je wel gekregen omdat je soldaat bent geworden".
August Wilhelm knikt instemmend. "Het tiende Gebod, hoe luidt dat?"
August Wilhelm leest: "Gij zult niet uw broeders vrouw begeren, ook niet zijn
dienaren of dienaressen, ook niet zijn os of ezel, of iets anders wat hem toebehoort".
De dominee knikt weer: "Wil je ook de verklaring nemen?"
Soldaat August Wilhelm Wedebrand Hög gaat door: "Wij zullen God vrezen en liefhebben,
zodat wij niet van onze broeder zijn vrouw of dienaren of dienaressen lokken of omkopen,
maar daarentegen de broeder trouw blijven en doen wat hun plichten eisen."
Hij kijkt verbijsterd en helemaal niet blij op, wanneer hij uitbarst:
"Dan kan ik niet met Augusta trouwen! Zij is toch dienstmeid op het herenhuis Stola en Luther
heeft geschreven dat men niet het dienstvolk mag wegnemen van de werkgevers!"
De dominee is even zijn autoriteit kwijt en wil liever gauw verder gaan.
Daarom is hij wel iets te hard tegen Sven Adam Seger, de knecht, wanneer hij boos
naar hem kijkt: "Sven Adam, kan jij het derde Gebod lezen?"
"Kan jij lezen Maria Charlotta?" Zij wordt even gespannen. Gedurende het hele
huisverhoor heeft ze op haar beurt gewacht. De dominee kijkt haar aan en zegt:
"Wat zegt God over deze Geboden?"
Maria Charlotta, die in het gezin "Lotta" genoemd wordt leest:
"Dit zegt Hij: Ik, den Heer Uw God, ben een ijverliefhebbende God, die de voorouders
hun misdaden bestraft op hun kinderen en nakomende in derde en vierde geslacht,
wanneer men mij haat, maar geeft genade tot op duizenden, wanneer men mij lief
heeft en zich aan mijn Geboden houdt".
Het wordt helemaal stil rond de tafel en Strömbom weet nauwelijks hoe hij zijn
beroem zal uiten:
"Maria Charlotta", zegt hij, "ik - - ik ben geweldig geïmponeerd, dat zo velen
hier goed kunnen lezen en jouw lezen is tot grote eer voor je
moeder Brita Lisa". Lotta is stralend blij en dat is ook haar moeder.
Zij droogt haar tranen van blijdschap af met een hoekje van haar schone en pas
gestreken schort en kijkt liefdevol naar haar Lotta.
Dominee Nils Gunnar Strömbom sluit zijn boek en eindigt het huisverhoor, door een
gebed te lezen. Allemaal zitten ze stil met gevouwen handen, totdat de dominee
eindigt met "Amen". Hij verzamelt zijn Bijbel, catechismus, psalmboek en
huisverhoorboek en neemt afscheid, om daarna naar het volgende huisverhoor te gaan.
Misschien denkt hij er al over na wat daar zal gebeuren?
Op Spåröhuvud is het huisverhoor voorbij, zo ook de stilte. Allemaal praten ze door elkaar heen
over wat er gezegd was, maar het avondwerk staat te wachten en al gauw is iedereen
weer aan de slag. Maja heeft haar werk in de keuken, samen met hun oudste dochter.
De mannen moeten hun visgereedschap in orde maken voor de volgende dag en al
spoedig gaat het leven op Spåröhuvud zijn gewone gang weer.
Later ‘s-avonds hoort men iemand zachtjes op zijn luit spelen. Het is de knecht, Sven Adam,
die op een steenhoop zit bij het water.
Hij zingt een liedje . . . . luister!
Ik ben een arme boerenknecht . . . .
Overigen bij het huisverhoor aanwezig, maar geen familie van Claes en Maja Wedebrand: Terug naar hetarchief
Visser Claes Wedebrand
Echtgenote Maja Olofsdotter
Dochter Augusta Kristina
Zoon Johan Alfred
Zoon August Wilhelm Wedebrand Hög, soldaat, maar thuiswonend.
Dochter Elfrida Maria
Zoon Frans Viktor
Zoon Carl Oskar (tweeling)
Dochter Ada Elise( " )
In ons verhaal zijn de tweelingen een paar jaar ouder dan in werkelijkheid, om
iets over hun in ons huisverhoor te kunnen schrijven.
Knecht Sven Adam Seger
"In het brood" (bijinwonend):
Brita Lisa Johansdotter - Wedebrand met haar dochter Maria Charlotta "Lotta"
Hallberg. Omdat Claes zijn oudste zuster, Brita-Lisa, weduwe was geworden en zich
en haar dochter, Maria Charlotta, niet alleen kon verzorgen, kregen zij ook hier
te eten.
Hulpbehoevend: Per
Hij was de enigste persoon die juist niet bij dit het huisverhoor aanwezig was,
maar een dergelijk persoon was aanwezig bij eerdere huisverhoren op Spåröhuvud.
Wij hebben hem hier meegenomen om ook deze mensen hun bestaan aan te tonen.
Per was een oude knecht, doof en buitendien niet erg schrander, niet in staat
om voor zich zelf te zorgen. Hier op Spåröhuvud had hij een toevlucht gevonden.
Helaas gaat bij de vertaling het prachtige en zeer oude dialect van Westergötland
verloren. Het dialect lijkt erg veel op oud Fries, zodat Pieter zijn moeder tijdens
ons huwelijk zonder moeite kon praten met Lisbeth haar grootmoeder.
Zijn eigen weg te kiezen en niet altijd doen wat de overheid wil, hoort misschien wel
bij het typische karakter van de famile Wedebrand, niet waar?
Het Huisverhoor op Spåröhuvud.
Het jaar is 1876 en het is al laat in de zomer. In het kleine vissershutje op het
natuurschone eiland Spårön ligt de spanning in de lucht, omdat hier vanavond
een huisverhoor zal worden gehouden. De nieuwe dominee zal komen en het is natuurlijk
belangrijk om een goed indruk op hem te maken.
De dominee ademt diep en zegt, naar de verzamelden gewend: "Ik had zo gedacht u
vandaag te verhoren over de tien geboden en de verklaringen van Maarten Luther daarvan".
varje själ till Honom böjd
Varje stämma glad och from
Love i Hans helgedom"
Zij gaat door: "Wij zullen God vrezen en liefhebben, zodat wij Zijn naam niet
gebruiken voor gemene wensen, vloeken, bij---gelo--vig---h..
Zij stopt en haar wangen worden rood, maar de dominé helpt haar.
"B ij g e l o v i g h ei d", zegt hij langzaam. Ada-Elize gaat weer door, nu met
ietsje zwakkere stem: "bijgelovigheid, leugens en bedrog, maar alleen in nood, bij
het bidden, prijzen en danken".
Strömbom is geimponeerd en zegt: "Ja, jij kan werkelijk lezen. Je krijgt van mij
"Zeer Goed"! Ada Elise is gelukkig en dat zijn Claes en Maja ook.
Ze zijn trots op hun dochter.
De dominee onderbrak haar gedachten: "Het zesde Gebod, Brita-Lisa!"
Zij anwoord: "Lezen kan ik niet, maar ik weet wel wat daar staat..,
dat je netjes en zedelijk moet leven". Strömbom vraagt:" heb je dat gedaan?"
Brita-Lisa zwijgt en haar jongere broer Claes, die nu vader in huis is, komt haar
te hulp. "Britta-Lisa heeft het niet zo gemakkelijk gehad in haar leven. Dominee is
hier nieuw in de gemeente en weet daarom niet wat er eigenlijk gebeurd is".
Strömbom knikt begrijpend maar tegelijkertijd vragend, als hij Brita-Lisa vraagt
om alles te vertellen.
Ze kijkt afwisselend naar de dominee en naar de vloer, wanneer zij begint:
"Ik was gelukkig getrouwd met Jonas Larsson Rask en wij kregen een zoon,
Lars Johan. Helaas stierf hij toen hij drie was, een maand voor dat wij onze
tweede zoon, Karl Johan, kregen. Het jaar daarop stierf Rask aan longoedeem.
Hij werd maar 30 jaar oud. Het gebeurde in de zomer. Ik bleef alleen over
met mijn zoontje en het was moeilijk om ons zelf te redden.
Toen leerde ik Johan Hallberg kennen, die knecht was op Storeberg. Ik dacht dat wij
het samen konden vinden, maar toen ik hem vertelde dat ik zijn kind verwachtte,
liet hij ons in de steek. Hij zei dat hij niets meer met mij te maken wilde hebben
en ook niet met ‘t' ongelukje". Daar stond ik toen eenzaam met de schande toen mijn dochter
Maria Charlotta werd geboren. In het kerkboek staat geschreven dat zij als
"onecht" was geboren, maar voor mij is zij het mooiste wat ik heb, want mijn zoontje
Karl Johan, hij stierf ook 5 jaar geleden". Ze stopt even maar kijkt daarna
Strömbom recht in de ogen: "Ik heb mijn excuses aangeboden in de kerk op mijn
blote kniëen, maar de vader van het kind gaat vrij uit. Mijn broer Claes
en zijn vrouw Maja, zij hebben zich over ons ontfermt, zodat wij hier kunnen zijn, God zegent hun".
"Brita-Lisa", zegt de dominee, merkbaar geroerd door haar verhaal, "ik begrijp
dat je een zwaar leven hebt gehad en ik ben niet degene die een oordeel over jouw
zal vellen. Dat doet God".
De dominee kijkt voor zich uit en heeft even tijd nodig om zijn gedachten te verzamelen.
Ook al twijfelde Per of dit antwoord wel goed was, zo is de dominee er heel zeker
van dat Per een hopeloos geval is. Hij schrijft met duidelijke letters in zijn
boek: "Bijna idioot".
De dominee wuift afwerend met zijn hand: "Nee, nee, hm, de hoofdzaak is dat je
niet zijn vrouw van hem afpakt". August Wilhelm verwonderd zich over dit
antwoord: "Maar.., eh.., maar hoe zit het nou eigenlijk", zegt hij, "je mag toch
niets weglaten van wat de grote Luther heeft geschreven.. Dat zei dominee toch net
tegen mijn broer?"
August Wilhelm wil niet eigenwijs zijn, maar hij wil weten hoe de vork in de steel
zit. Hij denkt voor zichzelf: "Zo zal je woorden zijn, dat ja is ja en nee is nee,
wat daar buiten is, is kwalijk. Wees eerlijk joch!" Zo hadden zijn ouders het hem geleerd.
August Wilhelm schudt langzaam zijn hoofd.
Sven Adam antwoord, zonder te twijfelen: "Bedenkt dat gij de rustdag heilig
houdt".
"Ja, ga maar door met de verklaring", zegt de dominee.
Sven Adam leest uit het geheugen, omdat hij ook niet lezen kan: "Wij zullen God vrezen en liefhebben,
zodat wij niet de preek en Gods woord verachten, maar dat heilig houden, graag
horen en van leren."
"Ja, ja", zegt de dominee, " Sven Adam Seger, je kan het uit je hoofd, maar hoe pas
je het eigenlijk toe? Ik zag je j.l. zondag vanaf de preekstoel
en gedurende mijn preek viel je in slaap".
Sven Adam is een goedaardige en gevoelige man en wordt gegeneerd dat hij betrapt
werd om in de kerk te slapen en dat nog wel door de dominee zelf!
Hij weet nauwelijks wat hij moet zeggen, maar verdedigt zich met:
"Maar, er staat toch geschreven dat zondag een rustdag is en ik was moe na een hele
week hard werken".
"Ja, goed", protesteert Strömbom, "maar ik weet ook dat jij vaak laat op zaterdagavonden in de weer bent in het dorp.
Als jij in plaats daarvan die avonden wat vroeger
naar bed gaat, dan kun je zeker wakker blijven tijdens mijn preek."
Sven Adam durft niet te protesteren. Hij is maar een knecht en kan zich niet
met een dominee meten. Hij peinst toch stilletjes over het leven:
"Wanneer kan je het dan wat vrolijker hebben..?"
"Oh", roept de dominee luid, "dat was ongelofelijk goed! Ik wil graag dat je ook
Luthers verklaring hiervoor leest".
Lotta haar angst verdwijnt nu helemaal na dit prijzen van de dominee en zij leest
nog duidelijker en zekerder:
"God dreigt om ieder te straffen die zich niet aan deze Geboden houdt; daarom
zullen wij Hem liefhebben, in Hem vertrouwen hebben en graag leven volgens Zijn
Geboden".
. . . . . . . . . . . . . . . .
Nu, arme knecht, laat het werk maar rusten
Nu, arme knecht, "MAG JIJ UITRUSTEN!"
Nazaten van de kinderen op Spåröhuvud:
Claes Wedebrand was getrouwd met Maja Olofsdotter en zij kregen 9 kinderen:1. Augusta Christina
Geboren 1857-08-07 op Spåröhuvud. Zij werd tenminste
43 jaar oud. Zij was dienstmeisje op Storegården, Nedre Rackeby tot 11 maart 1884, toen zij
met Anders Petter (Larsson) Kjellqvist trouwde, geb. 11 augustus 1854 te
Storegården, Nedre Rackeby. Ze kregen 6 kinderen: Karl Johan 30-4-1884, August
01-01-1886, Jens Oskar 13-11-1888, Adolf Teodor 28-9-1890, Anders Erik
5-5-1893 en Anna Maria Ingeborg 05-06-1899. De eerste vier werden
in Rackeby geboren en de twee jongsten in "Utom Nya Staden Venerssand", Lidköping.
Door Augusta Christina kreeg de familie Wedebrand verwandschap met de familie Kjellqvist.
2. Anders
Geboren 7-9-1859 op Spåröhuvud, overleden 22-9-1859.
3. Karl Gustaf
Geboren 2-4-1861 op Spåröhuvud, overleden 31-12-1861.
4. Johan Alfrid/Alfred
Geboren 6-12-1862 op Spåröhuvud en hij werd 82 jaar.
Hij was boerenarbeider en arrendator. Bij het huwelijk in 1889 werd hij schipper van
Spåröhuvud genoemd. Getrouwd 20-3-1889 in Strö met Ada Gustafsdotter, geb. 16-12-1865
in Flarken, Strö. Ze kregen acht kinderen: Maria Ingeborg 10-1-1890, Anna Cecilia
27-10-1891, Elfrida Elisabet "Lisa" 25-3-1894, Johan Gottfrid 6-6-1897,
Ida Helmina 21-2-1899, Oskar Gideon 13-4-1901, Adit Helena 23-11-1902 en
Matilda Ottilia 3-11-1907. Anna Cecilia was op Tåsen bij Lindholmen geboren,
terwijl de overige kinderen op Djurgården bij Lindholmen geboren zijn. Dank zij
Johan Gottfrid zijn vele verhalen over zijn grootvader Claes bewaard gebleven voor
de komende generaties.
Hij heeft tevens verteld over een boottocht rond en een wandeling op het eiland Spårön.
(zie het archief op onze homepage).
Berggren, Brolin, Djup, Edvinsson, Wedebrand, Wänerskär o.a. zijn de nageslachten van
Johan Alfrid en Ada.
5. August Wilhelm
Geboren 6-4-1865 op Spåröhuvud. Hij was soldaat
voor nr 800 Strötorp en ook arrendator en visser. August Wilhelm werd 63.
Hij trouwde 1ste keer 15-12-1889 met Augusta Maria Augustdotter, geb.
25-9-1860 in Gösslunda en ze kregen vier kinderen: Anna Alexandra 6-3-1891, Helga
Gertrud 14-2-1896, Ebba Cecilia 11-8-1898 en Torsten Vilhelm 21-7-1902.
Allemaal behalve Torsten geboren op Bengt Jonsgården, Strötorp, Strö. Torsten was op
Kungsbacken, Falun, Strö geboren.
Na de dood van Augusta 25-6-1919, hertrouwde August Wilhelm op 26-9-1920 in Strö
met Gerda Hortensia Wedebrand Grönqvist, geb. 15-4-1884 en zij kregen drie kinderen:
Tage Hilding Emanuel 29-11-1920, Tyra Gunvor 16-1-1922 en Herdis Palmyre
28-8-1924, allen geboren op Tvätthall bij Stola, Strö.
Bergh, Ek, Karlsson, o.a. zijn nageslachten vanuit het eerste huwelijk en Möller,
Paulsson, o.a. zijn nageslachten vanuit het tweede huwelijk.
6. Elfrida Maria
Geboren 30-4-1867 op Spåröhuvud.
Zij was dienstmeisje in Hovby tot haar huwelijk op 22-11-1891 in Strö met
Karl Johan (Carlsson) Nyberg, geb. 20-3-1870. Ze kregen tien kinderen: Nils Arvid
11-1-1892, Karl Magnus 8-6-1893, Torsten Robert 27-5-1895, Hanna Ingeborg
5-5-1897, Ester Sofia 21-2-1899, Åke Rudolf Valdemar 18-4-1901, Gustav
Holger 28-6-1903, Märta Fredrika 28-7-1905, Gertrud Margareta 16-2-1908,
Oskar Paul 20-5-1910 plus een stiefzoon, Sten Wictor 27-9-1912 allen
geboren in Järpås. Elfrida stierf 83 jaar oud 16-1-1950 in Järpås.
Nageslacht van haar en Karl Johan zijn o.a. Nyberg, Thempo.
7. Frans Viktor
Geboren 15-10-1871 op Spåröhuvud. Viktor was visser en
vanaf 1895 arrendator van Spåröhuvud, toen hij het arrende overnam van zijn vader Claes.
Viktor was twee keer getrouwd. De eerste keer op 29-3-1901 in Strö met
Emma Mathilda Andersdotter, geb. 28-6-1873 en zij kregen negen kinderen: Signe Alfrida
2-4-1902, Frans Oskar 9-9-1903, Björn Holger 29-10-1904, Karl Alvar
14-9-1906, Alexander Erik 24-1-1908, Jarl Einar 3-11-1909, Märta Viktoria
28-3-1911, Berit Matilda 24-10-1912 en 1917 een doodgeboren meisje.
Na de dood van zijn eerste vrouw 6-9-1924, hertrouwde Frans Viktor met
Ada Gustava Sjöberg, geb. 7-5-1905 in Ersbäcken, Traneberg, Otterstad
en zij kregen één kind: Ragnhild Margareta.
Het gebeurde wel eens, wanneer de molen in de buurt stuk was of niet werkte door zwakke wind, dat Viktor
zijn boot met graan ca 45 km van Spårön via de rivieren Lidan en Flian naar de molen bij
Resville roeide.
(Een onmenselijk werk, twee dagen hard roeien, één dag heen en één dag terug).
Zijn hoogtij kleren waren een hoge hoed en leren laarzen. Een feest bij
Viktor eindigde altijd met het nationale volkslied.
Een oude spreuk die waarschijnlijk van Viktor (of Claes) afkomstig is:
"Het is meegeboren, zei de man van Spårön om 't hoofd."
Viktor werd 86 jaar oud en stierf op 30-4-1957 in St. Erstorp, Gösslunda.
Andersson, Hätting, Jonsson, Pettersson, Rapp, Warnicke, o.a., zijn nageslachten
uit het eerste huwelijk en de familie Fouganthine uit het tweede huwelijk.
8. Ada Elise
Geboren als tweeling 5-10-1874 op Spåröhuvud. Zij trouwde
op 22-10-1899 in Strö met de schipper Karl Edvard Jonsson, geb. 8-3-1877 in Nya
Nore (Udden) , Traneberg, Otterstad. zij kregen acht kinderen: Edla Elvira 17-10-1899,
Karl Hilmer 26-8-1901, Edit Alfrida 26-11-1903, Karl Ludvig 19-10-1905,
Agnes Alexandra 21-11-1907, Bror Artur (tweeling) 3-10-1910, Axel Edvard
(tweeling) 3-10-1910 en Valborg Elise Margareta 1-5-1914. Edla Elvira
werd op Naven under Traneberg geboren, Karl Hilmer in Stallstugan, Järna rote,
Rackeby en de overige kinderen zijn allemaal op Ekedalen, Järna rote, Rackeby
geboren. Ada Elise
stierf op 7-6-1939 op Ekedalen, 65 jaar oud.
Nazaten van haar en
Karl zijn de families Hallgren, Joelsson, Jonsson, Lindström, o.a.
9. Carl Oskar
Geboren als tweeling 5-10-1874 op Spåröhuvud. Zeeman,
vissersbaas op Storeberg en ook uitzetter van de vaargeul. Hij trouwde op 15-3-1901 in Strö
met Matilda "Tilda" Anna Åman, geb. 24-2-1878 in Månstorp, Dalängen, Strö.
Zij kregen veertien kinderen, dertien meisjes en één jongen: Hildur Linnea 13-1-1902, Alva Sofia
19-5-1903, Alice Linnea 16-2-1905, Ella Pauline 3-10-1906, Elsa Matilda
22-12-1907, Ruth Ragnhild (tweeling) 6-10-1909, Runa Teresia (tweeling)
6-10-1909, Karin Maria 22-12-1910, Klara Elisabet 1-2-1913, Paul Emanuel
13-3-1915 allemaal geboren op Järnehus, Rackeby en daarna Lilly "Lillan" Märta Irene
18-7-1916, Gurly Viktoria 4-10-1918, Anna Gudrun Cecilia 9-12-1921 en
Ragna Harriet Birgitta 4-3-1923 geboren te Storeberg, Tådene. Carl-Oskar
stierf op 15-9-1952 te Oskarsberg, Tådene, bijna 78 jaar oud.
Alm, Andrén, Engh, Hägg, Waern, Zandelin, Åberg, o.a. zijn nazaten van Carl-Oskar en Matilda.
Maria Charlotta "Lotta" Hallberg
Geboren 28-1-1859 te Spåröhuvud.
Zij trouwde op 29-10-1899 met Alfred Wallroth en kreeg drie kinderen:
Anna Maria Wallroth geb. 4-5-1900 te Sandviken, Traneberg
Fredrik Wilhelm Wallroth geb. 19-7-1902 te Sandviken, Traneberg
Axel Ragnar Wallroth geb. 2-7-1904 te Sandviken, Traneberg
Vice dominé Nils Gustaf Strömbom
Geboren 1847 in Norra Ving (R).
Komminister, regementsdominé. 1890 dominé in Husaby, wonende te Kartegården,
dominéhuis in Husaby.
Getrouwd met Maria Sofia Elisabet Åhlström, geb. 1848 in Vimmerby, Kalmarprovincie.
De knecht Adam Seger
Geboren 24-10-1855 te Rackeby. Hij kwam 1874 naar Spåröhuvud. Het jaar na het
huisverhoor werd hij schoenmaker en trouwde op 19-12-1880 met Stina Kajsa Petersdotter, geb. 1853
in Eskilsäter, Värmland. Ze kregen negen kinderen: Anna Natalia 28-9-1881, Gideon 28-4-1883,
Emil 22-2-1885, Matilda 24-4-1886, Anna Matilda 4-1-1888, Maria Kristina
11-11-1889, Ester 15-1-1892, Simeon 4-12-1893 en David 1897.
Bengt Wedebrand heeft ons verteld, dat Sven Adam en Stina Kajsa ook een stiefzoon
hadden. Dat was Anders Gustaf Eriksson, geb 27-3-1901 in Karlstad,
Värmland. Deze Anders Gustaf Eriksson werd "zakenman" en gedurende de Tweede Wereldoorlog
kreeg hij het idee om op een speciale manier zijn economische problemen kwijt te raken.
Hij maakte namelijk kennis met honderden vrouwen via advertenties onder het synonieme van
"zon en lente" en verloofde zich met enigen van hun.
Hij trouwde op 17-11-1946 met een vissersdochter van Roslagen
met wie hij kinderen kreeg. Hij had toen al in de gevangenis van Långholmen een
straf uitgezeten van drie jaar en zes maanden, voor o.a. oplichterij.
In Zweden is hij diegene die de uitdrukking "sol och vår" (=zon en lente) voor
vrouwenoplichterij aan de man heeft gebracht.
Hij noemde zich toen Gustaf Raskenstam!